- piepen
- {{piepen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [hoog geluid geven] 〈van deuren e.d.〉 grincer; 〈van dieren〉 pousser de petits cris ⇒ 〈van vogels, kinderen〉piailler2 [klagend geluid geven] gémir3 [loeren] lorgner♦voorbeelden:1 een piepende ademhaling • une respiration sifflanteeen piepende muis • une souris qui couine2 dan zal hij wel anders piepen • ça le fera changer de tonhij piept gauw • il se lamente pour un rien3 door een sleutelgat piepen • lorgner par le trou de la serrureII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [klagend zeggen] gémir2 [pakken] rafler♦voorbeelden:1 hij piepte dat hij het niet expres had gedaan • il gémit qu'il ne l'avait pas fait exprès¶ het is gepiept • l'affaire est dans le sac'm piepen • filer (à l'anglaise)
Deens-Russisch woordenboek. 2015.